In Shrewsbury zitten de geesten aan de bar
Met zijn 2,18 meter en een paar millimeter is stadsgids Martin Wood uit Shrewsbury angstaanjagend groot. Zijn lange, grijze baard is minstens even indrukwekkend. Na een stevige kennismakingshand ontstaat zelfs even de neiging een stapje terug te doen, maar Woods stem is warm, de blik in zijn ogen vriendelijk. Terugdeinzen zou een grote belediging zijn; de stadsgids kan er ook niks aan doen dat hij als reus door het leven gaat. Wood draait er niet om heen: hij gelooft in geesten. ,,Nee, ik ben geen type dat mensen wil overtuigen van mijn geloof. Als anderen er anders over denken, prima.’’ Hij zegt: geesten bestaan. Punt. En Wood kent de plekken waar ze te zien zijn. 

De eerste keer dat Wood een spookachtige verschijning zag, was hij een jaar of 5. De kleine Martin lag te slapen, werd plots wakker en zag aan zijn bed de overleden buurman staan. ,,Natuurlijk schrok ik me wezenloos en moest ik gillen, wat dacht je? Ik riep mijn moeder, ze bracht me tot bedaren en zei: je had gewoon een nare droom.’’ Maar niks nare droom, die geest was levensecht. De buurman kwam een paar keer terug en Woods angst voor geesten verdween snel. De avond valt, Shrewsbury schemert. Wood is in zijn element. De nauwe klinkerstraatjes in het centrum van het vroeg-middeleeuwse stadje stromen langzaam leeg. De verleiding is groot een pub in te duiken en een glas appelcider uit de streek of een halve liter bier te bestellen. Maar nog even geduld, want het is tijd voor ghost hunting! 

De jacht begint op The Square, onder het standbeeld van Robert Clive, beter bekend als The Clive of India. ,,Clive was, na Charles Darwin, de beroemdste inwoner van Shrewsbury: hij was een van de grondleggers van Brits India. Als jullie willen, kan ik er meer over vertellen…’’ zegt Wood. Een mooi aanbod maar nee, vriendelijk bedankt: de groep wil geesten zien. Op naar Fish Street dan, een smal en kronkelig straatje in het oude stadscentrum. Wood wijst naar The Three Fishes, een uit 1460 daterende pub, opgetrokken in Tudor-stijl: black and white houses worden ze genoemd. Daar zou een geest kúnnen zijn. Waar? Wood: ,,Gewoon, op de hoek van de bar. Of anders op het bankje achterin.’’ Wie? ,,Een figuur uit de 18de eeuw. Een man die, nadat hij een paar biertjes had gedronken, de toren van St. Alkmund’s Church, schuin tegenover de kroeg, was opgeklommen en naar beneden donderde.’’ Wood ziet hem regelmatig zitten. De stadsgids werpt een blik naar binnen, maar schudt zijn hoofd: vanavond is hij er niet. Misschien bij het eveneens in Tudor-stijl gebouwde Prince Rupert Hotel dan. Op de eerste verdieping is vaak een jong, Victoriaans meisje te zien. Althans, haar geest. Ze overleed in 1870, op 8-jarige leeftijd. Met een beetje geluk is ze er deze avond ook. Wood loopt naar binnen, praat kort met de receptioniste en gebaart de groep hem te volgen. De trap piept en kraakt, net als de vloer van dit meer dan 500 jaar oude pand. Bij de bouw is geen waterpas gebruikt; het is overal schots en scheef. In de gangen, boven de houten lambrisering, hangen oude schilderijen, aan het plafond kroonluchters, soms loop je bijna tegen een ridderuitrusting aan. Bij een bruine, houten deur houdt Wood halt. Daar, achter die deur, zou ze kunnen zijn… Met zijn armen gestrekt loopt hij een eetkamer binnen, tastend naar ‘iets warms’. Hij voelt ‘iets’. Of beter: iemand. Háár. ,,Nee, ik zie haar niet. Nog niet,’’ fluistert hij. De stadsgids stelt voor om foto’s te maken van de kamer, misschien is ze daar wel op te zien. Het lukt uiteindelijk niet om het Victoriaanse meisje te zien. Ook niet op de foto’s die zijn gemaakt. Wat een domper. Als schrale troost haalt Wood zijn camera tevoorschijn. Hij laat een filmpje zien, eerder dit jaar gemaakt door, geloof het of niet, een meisje van een jaar of 8. De beelden zijn gemaakt in dezelfde eetkamer: heel vaag huppelt er een meisje om de tafel. Je ziet geen gezicht, wel wapperende haren. En ze draagt een jurk. Even is het stil. Eerlijk is eerlijk, de wenkbrauwen gaan voorzichtig omhoog, het hart klopt een tikkeltje sneller dan normaal. 

Een dag later zijn er nieuwe kansen, in Hereford, een stadje zo’n 80 kilometer verderop. Een mooi tochtje binnendoor: langs de grens metWales – heuvel op, heuvel af – via indrukwekkende rotsformaties. De gelijkenis met Shrewsbury is opvallend: een eeuwenoud centrum, ontstaan aan een rivier, dezelfde black and white houses. Ook van dit stadje wordt gezegd dat het er flink kan spoken. Twee dames, beiden lid van de Hereford Guild of Guides, leiden eens per week toeristen rond langs spookachtige plekken, tijdens de Haunted & Horror Walk. Het klinkt veelbelovend, maar wanneer het duo de vraag wordt gesteld of ze zelf ook in geesten geloven, schieten de dames in de lach. Is dat een nee? Ze kijken elkaar aan, maar zwijgen. Tijdens de anderhalf uur durende wandeling langs pubs, kerken en begraafplaatsen vertellen (en fluisteren) ze over het spook van The Spread Eagle (,,Wij hebben hem alleen nog op een foto gezien’’), over de klapperende deuren van een leegstaand winkelpand in High Street (,,Nee, het waaide echt niet’’), over spoken in en rond Hereford Cathedral. En natuurlijk wordt Herefords architectonische blikvanger, The Old House, niet overgeslagen. ,,Dit pand uit 1621 is nu een museum, maar heel vroeger woonde en werkte hier een slager. Er wordt gezegd dat de gordijnen regelmatig uit zichzelf dichtgaan….’’ De wandeling is gezellig en aangenaam, de dames vertellen leuk, maar overtuigen dat doen ze niet. 

De laatste hoop op een ontmoeting met een spook of geest is gevestigd op Prestbury, een klein plaatsje dat tegen Cheltenham  aanschurkt, een uurtje rijden van Hereford. Prestbury afficheert zichzelf als ‘most haunted village in England’.,,Geesten genoeg hier ja,’’ beaamt Simon Daws lachend. Daws is eigenaar van The Royal Oak Inn. De pub ligt aan The Burgage, the most haunted street in Engeland. ,,Soms galoppeert hier een paard met een ruiter voorbij. Geen gewone ruiter, maar eentje zonder hoofd. En op het kerkhof iets verderop is regelmatig een zwarte gedaante gesignaleerd. Echt waar! Biertje?’’ The Royal Oak Inn, op 200 meter afstand van de wereldberoemde paardenrenbaan Cheltenham Racecourse, heeft alles wat een pub moet hebben: warme uitstraling, veel soorten bier, een open haard, bediening die niet chagrijnig wordt wanneer een glas op de grond valt. Het is de enige pub van Cheltenham en omgeving die is opgenomen in de Good Pub Guide 2010. Die vermelding heeft Simon Daws en zijn vrouw Kate geen windeieren gelegd, geeft de eigenaar toe. The Royal Oak Inn is bovenal een óude pub: de geschiedenis gaat terug naar de 16de eeuw. Daws: ,,Deze plek is al een paar eeuwen lang een broedplaats voor sterke, soms spookachtige verhalen, helemaal als er bij wordt gedronken… Velen vinden het onzinverhalen, anderen geloven erin.’’

En Daws zelf ? Zijn glimlach verdwijnt langzaam wanneer hij vertelt over de periode dat hij boven The Royal Oak Inn woonde. Daws had de zaak net overgenomen. ,,Eén avond kan ik me nog goed herinneren. Alle gasten waren al een tijdje weg, ik had het café net opgeruimd. Dat betekent: alle glazen schoongemaakt, de boel aangeveegd, schone bierviltjes op de tafels gelegd. Op een gegeven moment ging ik even naar de keuken om iets te pakken. Ik kom terug en wat denk je? Alle bierviltjes op de grond. En er was geen hond te bekennen. Leg dat maar eens uit…’’ 

(AD Reiswereld, 2011)


Bekijk PDF