Een zeer, zeer groot verlangen priester te zijn
Een ijskoude saneerder is hij genoemd. En: het spook van de Maliebaan. Geen kwalificaties om trots op te zijn, geeft aartsbisschop Wim Eijk toe. Hij voegt er zelf nog eentje aan toe: die van blauwe bisschop. Iemand die ‘alleen maar voor de centen gaat, en geen belangstelling heeft voor pastoraal werk’. Eijk heeft er niet minder om geslapen, maar leuk is anders. Die kritiek is onterecht, vindt hij zelf. ,,De financiële situatie van het aartsbisdom was veel desastreuzer dan ik had gedacht. Bij niet ingrijpen zouden we in 2009 technisch failliet zijn geweest. Anders gezegd: dan kun je de rekeningen niet meer betalen. Wat moet je dan? Het aartsbisschoppelijk paleis verkopen?’’

Vlak voor zijn installatie als aartsbisschop, 26 januari 2008, wist Wim Eijk al: het eerste jaar aan de Maliebaan wordt een pittig jaar. We zijn een jaar verder. Het wás een pittig jaar, zegt Eijk in de ontvangstkamer op de eerste verdieping van het aartsbisschoppelijk paleis aan de Maliebaan. De bisschop zit zoals je dénkt dat een bisschop zit: in een ruime stoel, beetje schuin, de benen over elkaar, de handen in elkaar, rustend op de schoot. Eijk: ,,Afgelopen jaar was het zwaarste van mijn leven, zonder meer. Vermoeiend en stressvol. Ik had een dubbele baan: aartsbisschop én manager.’’ Dieptepunt waren de dertien gedwongen ontslagen. Dat waren volgens de aartsbisschop voor een deel zeer emotionele gesprekken. Maar ook onontkoombaar. Het tekort van het bisdom was opgelopen tot 1,7 miljoen per jaar, de reserves waren in vijf jaar tijd geslonken van ruim 10 miljoen naar nog geen 5 miljoen. Daarnaast zijn de vijf dekenaten - de regionale onderafdelingen van het bisdom Utrecht - opgeheven. ,,Doe je niks, danword je later beticht van wanbeleid,’’ zegt Eijk.

U bent nu aartsbisschop, de leider van katholiek Nederland. Steeds minder mensen gaan naar de kerk. 

,,In Utrecht minder dan die 10 procent. Dekerk is steeds meer een keuzekerk geworden. Daarmee bedoel ik dat de mensen die gaan, ook echt willen gaan. Vroeger gingen veel meer mensen naar de kerk, dat klopt. Met name in de jaren zestig had je veel kerkgangers die móesten. De sociale druk was groot. Er waren mensen die achter de pilaren een kaartje legden. Ordeverstoorders zoals toen, heb je niet meer. Mensen die nu komen, geloven echt in de blijde boodschap. Zij vertrouwen op Gods woord, willen Christus volgen.’’

Wat gaat u concreet doen om het tij te keren?

,,Wij willen meer en meer een missionaire kerk zijn. We richten ons niet alleen op de mensen die de kerk nog bezoeken, maar ook op hen die het contact met de kerk zijn kwijtgeraakt én op mensen die Christus helemaal niet kennen. Dat is ons antwoord op de ontkerkelijking. Elk
jaar worden zo’n 170 volwassenen in ons aartsbisdom katholiek. Bovendien hebben we een aantal jongerenactiviteiten op stapel staan, onder meer een bedevaart naar Lourdes in de voorjaarsvakantie, met een apart programma voor jongeren. Het aartsbisdom Utrecht is onlangs weer een studentenparochie begonnen in de Gerardus Majella Kerk aan de Vleutenseweg. Ik verwacht daar veel van.’’

Voelt u zich al een beetje Utrechter? 

,,Ik loop veel door de stad. Overigens nooit doelloos. Maar als ik bijvoorbeeld naar de huisarts ga, maak ik een omweg, als de tijd het toelaat. Ik hou van de grachtenen de historische gebouwen. Utrecht doet me een beetje denken aan Amsterdam, waar ik jaren heb gewoond. Waar ik aan moet wennen, is het Utrechtse taaltje. Ik was bij de nieuwjaarsreceptie van de gemeente.Daarwerd opeen gegeven moment een liedje gezongen over de Dom: Als ik boven op de Dom kom. In plat Utrechts dus. Ik vind het een humoristisch taaltje. Pardon, toaltje. Utrechter voel ik me nog niet, wel senang in de stad. Al vanaf het moment dat ik in mei de dozen had uitgepakt. Ik ben vrijwel direct lid van de buurtvereniging geworden.’’ 

Al een Utrechts museum bezocht?

,,In de jaren zestig ben ik eens met mijn vader naar het Spoorwegmuseum geweest, maar dat telt zeker niet? Nee, ik ben sinds mijn installatie nog niet in de gelegenheid geweest. Dat gaat er heus wel van komen. Ik ga binnenkort wel op uitnodiging naar Galgenwaard voor een wedstrijd van FC Utrecht. Dat lijkt mij een bijzondere ervaring. Het klinkt misschien gek, maar sommige werkzaamheden kunnen
voor mij ontspanning zijn. Lezen en schrijven over medische ethiek, zie ik als een hobby.Maar ik lees ook andere dingen. Vlak na het overlijden van mijn vader, in juli vorig jaar, heb ik zijn huis opgeruimd. Ik heb een paar boeken meegenomen.De leukste? PaPinkelman
en Tante Pollewop van Godfried Bomans. Dat was pure ontspanning, gelezen tijdens het kerstreces. Die rustperiode had ik echt nodig.
Ik heb familie en vrienden bezocht,maar ook veel bijgeslapen.’’ 

Uw vader was doopsgezind, uw moeder katholiek en ze ging niet wekelijks naar de kerk. Toch wilde u op zeer jonge leeftijd priester worden.

,,In Duivendrecht, waar ik ben opgegroeid, waren twee scholen: een rooms-katholieke en een Nederlands hervormde school. Mijn moeder
wilde mijn zusje en mij op de katholieke school hebben, die was ook dichter bij huis. Ik ben gedoopt toen ik een half jaar was. Mijn juf kon verhalen over Jezus zeer boeiend vertellen. Toen ik een jaar of 6 was, wist ik al dat ik priester wilde worden. Dat verlangen was zeer, zéér groot. Onstilbaar. Ik voelde zo’n verbondenheid met God, die is nauwelijks uit te leggen. Alsof er een vonk oversloeg. Vanaf mijn 6de jaar, in de periode van mijn eerste communie, gingen mijn moeder, zusje en ik elke zondag naar de mis, ’s ochtends om half negen. Na mijn eerste communie kreeg ik een tegeltje, met daarop mijn naam en de datum. Wat was ik daar trots op. Dat tegeltje hangt nu in de gang op de tweede verdieping.’’

Kinderen van 6 jaar willen toch piloot of brandweerman worden?

,,Op mijn zesde was ik er écht al uit. Dat enthousiasme heeft me wel voorzichtig, discreet gemaakt. Niet dat ik er ooit mee ben gepest, maar
ik kan me nog goed herinneren dat ik dat verlangen deelde met een welpje van de padvinderij. Op een gegeven moment zei hij: ‘Wim, nou
weet ik het wel.’ Mijn vader vond het helemaal niks dat ik priester wilde worden. Welogeerden een keer bij mijn oma, de moeder van mijn vader. Tijdens het ontbijt begon ik er weer over. Hij reageerde boos, waarop mijn oma zei: ‘Laat die jongen toch.’ Sindsdien heb ik het er nooit meer met mijn vader over gehad. Ik merkte later wel dat hij er vrede mee had, omdat ik er gelukkig in ben geworden.’’

Aanvankelijk koos u voor de studie geneeskunde. Toch twijfels gehad?

,,De laatste jarenvan mijn middelbare schoolperiode was mijn moeder ernstig ziek. Ze leed aan kanker. Twee maanden voor mijn eindexamen is ze overleden. Tijdens haar ziekte ben ik veel in ziekenhuizen geweest. Toen is mijn belangstelling voor de gezondheidszorg
gewekt. Ik dacht: ‘Als arts kan ik ook goed werk doen’. Bovendien werd ik me bewust van mijn eerste seksuele gevoelens. Er waren verleidingen in het ziekenhuis. Ik heb af en toe moeite gehad die te weerstaan. Een priester hoort zich te houden aan het celibaat. Op mijn 26ste besloot ik alsnog voor het priesterschap te gaan. Ik zag in dat het celibaat een geschenk van God is. Iets dat je niet zelf moet
bevechten. Achteraf gezien is de studie geneeskunde een parkeerstudie geweest. Mijn belangstelling voor medische ethiek is toen wel gewekt.’’

Wat verwacht u van dit jaar?

,,Laat ik vooropstellen dat de pijnlijkste fase van de reorganisatie achter de rug is, maar er is nog een hoop werk aan de winkel. Onlangs had ik een ontmoeting met een oud-rector van het seminarie in Rolduc, waar ik heb gestudeerd. Ik vertelde hem dat ik één vak tijdens de priesteropleiding heb gemist: management. Dat zou in het afgelopen jaar goed van pas zijn gekomen. En ik hoop op wat meer vrije tijd. Ik hoor goede verhalen over het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement. Daar wil ik graag naar toe. Maar dat is niet het belangrijkste. Als het aan mij ligt, staat het komende jaar in het teken van opbouw. Mijn belangrijkste doel is en blijft het geloof uitdragen. De wereld is oppervlakkiger geworden, maar ik merk dat er ook behoefte is aan zingeving. Ik geloof in een levende band met God. Vanuit die liefde voor God wil ik mensen helpen.''

(AD Utrechts Nieuwsblad, 2009)